Kwaidan : Japanse spookverhalen
Kwaidan : Japanse spookverhalen
Details
143 p.
Besprekingen
De Standaard
Patrick Hearn (1850-1904) werd geboren op het Griekse eiland Lefkada, maar werd na de scheiding van zijn ouders bij een oudtante ondergebracht. Die sloot de kleuter 's nachts op in een pikdonkere kamer. “Vanaf zijn vroegste jaren was zijn geest vervuld van horror”, schrijft zijn biograaf. Zijn levensloop ook. 'Paddy' verloor een oog op kostschool, overleefde nadien als dakloze en zocht een beter leven in Amerika, waar hij werkte als misdaadjournalist. Bloedstollende moorden in de grootstad verpakte hij in bloemrijk proza onder de auteursnaam 'Dismal man', Man van Ongeluk.
Na een verboden relatie met een ex-slavin vluchtte Hearn uiteindelijk naar Japan, waar hij huwde. Hij raakte er geboeid door de vreemde legendes en spookverhalen die er al honderden jaren mondeling werden overgeleverd. 's Nachts vertelde zijn Japanse echtgenote hem deze 'Kwaidan', die Hearn met veel zin voor detail, maar toch sec opschreef, zonder de dramatiek van een Edgar Allan Poe of de existentiële paniek van een H.P. Lovecraft.
In Hearns verhalen spoken geesten, behekste dieren en rusteloze doden. Bomen en voorwerpen zijn bezield, zoals de spiegel die de ziel van een vrouw vasthoudt. Ronduit angstaanjagend zijn de kwaadaardige, onthoofde lichamen in 'Rokuro-kubi'. De samoerai die zo'n Rokuro-kubi verschalkt, moet verder met een hoofd dat zich vastbijt in zijn mouw.
Paradijs
Een hoogtepunt van de bundel is 'Het verhaal van Mimi-nashi-Hōichi', waarin een blinde luitspeler meegelokt wordt door gestorven notabelen. Ontroerend zijn de verhalen waarin mensen, planten en dieren eenzelfde ziel delen, zoals 'Het verhaal van Aoyagi' (over een bruid met een wilgenhart), of 'Oshidori', waarin een mandarijneend de jager ervan beschuldigt haar man te hebben gedood.
Aan Kwaidan ligt het Shinto-animisme ten grondslag: het geloof dat alles een ziel heeft en mensen slechts een klein deel zijn van een mysterieus universum. Als mensen de natuurlijke harmonie verstoren, gaat het fout. Dat blijkt ook uit de insectenstudies die Kwaidan afsluiten. Hearn is vol lof over de hoogstaande moraal van de mierenmaatschappij, “waarin het genot van onzelfzuchtig handelen het enige mogelijke genot is”. Hearn had niet veel op met de westerling, en dat Japan zich rond 1900 op het westen begon te richten, zinde hem niet. In 'Horai' beschrijft hij een paradijs dat symbool staat voor het traditionele Japan, waar vrouwen lichte harten hebben en hun kimono's fladderen als vlindervleugels. “Het droombeeld vervaagt - om nooit weer terug te keren, alleen in gedichten en dromen.” En in Hearns Kwaidan.
Vertaald door Barbara de Lange. Koppernik, 144 blz., € 21,50. Oorspr. titel: 'Kwaidan. Stories and studies of strange things'.
De Volkskrant
Dit is ongetwijfeld een van de wonderlijkste boeken die ik ooit las. Het regent. Ik schrijf in het schemerlicht waarin voorwerpen in mijn kamer van hun plaats lijken te komen. Ik hoor het gemurmel van stemmen, of is het water dat ruist? Het moet komen door de Kwaidan die ik zojuist las, de Japanse spookverhalen van Lacfadio Hearn, opgetekend in de 19de eeuw. In Japan gelden zijn verhalen en legenden, overgenomen uit eeuwenoude boeken, verteld door boeren en soms zelf meegemaakt, als klassiek, als een voorname, de essentie vangende uiting van de Japanse cultuur.
Wie ze leest kan dat begrijpen, ze vormen een fascinerende en soms beangstigende onderdompeling in een rijke, bezielde wereld die we in de moderne tijd achter ons hebben gelaten, maar die in Japan nog altijd in allerlei vormen, handel- en denkwijzen bestaat. Ze lezen is ook alsof je de kans krijgt terug te keren naar de kindertijd waarin de magie en het mysterie nog alle ruimte hadden.
Wonderlijker nog dan de verhalen zelf is dat ze zijn genoteerd door een westerling. Als hij het niet had gedaan dan waren ze misschien wel verdwenen, realiseert men zich nog altijd in Japan. Dankzij een buitenlander bestaat deze schatkamer van verhalen.
Lacfadio Hearn (1850-1904) had een Griekse moeder en een Ierse vader die hem al vroeg verlieten. De verlatenheid vormt een leidraad in zijn leven. Zijn jeugd bracht hij door op kostscholen in Ierland, waar het ook goed kan spoken. Op zijn 18de werd hij naar de Verenigde Staten gezonden. Daar ontpopte hij zich als journalist.
Via allerlei omzwervingen kwam hij in Japan terecht, waar hij boeddhist werd en trouwde met Koizumi Setsuko, dochter van een lokale samoeraifamilie. Zijn diepgaande studie van de Japanse zeden en gebruiken en zijn spookverhalen betekenden rond 1900 voor veel westerlingen een eerste inkijk in een verbijsterend andere cultuur.
Hoe mysterieus, bezield en spookachtig zijn verhalen ook zijn, er is nauwelijks een helderder en preciezer schrijver te vinden. Hearns schrijft loepzuiver en realistisch, wat onzichtbaar is, wordt zichtbaar, wat sluimert, komt tot leven. Niet verbazend dat zelfs Jorge Luis Borges hem bewonderde, hier en daar doet zijn proza ook denken aan dat van Bram Stoker en bij ons aan dat van Belcampo.
In Kwaidan zijn zeventien spookverhalen en drie insectenstudies (over vlinders, muggen en mieren) verzameld. Net als in de insectenwereld speelt de metamorfose een grote rol in de verhalen. Zo zijn er bomen en dieren die in mensen veranderen en omgekeerd, gedreven door verschillende gevoelens en processen. De liefde kan zo sterk zijn dat doden zich opnieuw manifesteren in het leven. Schaamte kan een dode doen terugkeren om sporen van schande en schuld uit te wissen. De geesten van dode krijgers leven voort in krabben op zee die - wraakzuchtig - passerende schepen tot zinken brengen. Een groot en edelmoedig krijger versmelt met een oude, stervende kersenboom om het leven van die boom te redden. Gaat het om zinsbegoochelingen of gebeuren de dingen werkelijk?
Hearn schrijft met een helderziende scherpte, tegelijkertijd hangt in zijn verhalen ook de sfeer van weemoed om een bijna vervlogen tijd. In zijn laatste verhaal spreekt hij over 'kwade winden (die) uit het Westen waaien'. Hij zag in de westerse industrialisering een groot gevaar waarin de magische wereld op enig moment niet meer dan een luchtspiegeling, een droombeeld zou zijn, een vederlichte schildering op een zijden doek.
Wie ze goed leest, ziet dat Hearn niet slechts bevreesd is voor de teloorgang van alleen de verhalen. Deze spookverhalen betekenen meer dan wat losse legenden, ze bewaren en bewaken een hoog ethos. Ze spiegelen een geïdealiseerde wereld waarin hoffelijkheid, eerbied, een altruïstische levenshouding, gastvrijheid en hulpvaardigheid zich niet door het kwaad en de lelijkheid aan de kant laten schuiven.
Uit het Engels vertaald door Barbara de Lange. Koppernik; 143 pagina's; € 21,50.